
Jurisprudentie
BB4307
Datum uitspraak2007-09-26
Datum gepubliceerd2007-09-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701710/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-09-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701710/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 2 september 2005 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minister) een verzoek van appellant om voortzetting van de huursubsidie over het tijdvak van 1 juli 2005 - 31 december 2005 buiten behandeling gesteld.
Uitspraak
200701710/1.
Datum uitspraak: 26 september 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 06/1405 van de rechtbank Roermond van 31 januari 2007 in het geding tussen:
appellant
en
de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 september 2005 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minister) een verzoek van appellant om voortzetting van de huursubsidie over het tijdvak van 1 juli 2005 - 31 december 2005 buiten behandeling gesteld.
Na correspondentie hierover heeft de Minister bij besluit van 19 december 2005 opnieuw op het evenvermelde verzoek van appellant om voortzetting van de huursubsidie over het tijdvak van 1 juli 2005 - 31 december 2005 beslist en dit verzoek buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 4 juli 2006 heeft de Minister het daartegen onder dagtekening van 26 december 2005 ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 januari 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 maart 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 4 april 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 19 april 2007 heeft de Minister van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 augustus 2007, waar de Minister vertegenwoordigd door mr.J.C.A. Stevens is verschenen. Appellant is, met bericht, niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:72, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vernietigt de rechtbank het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk, indien zij het beroep gegrond verklaart.
Ingevolge het derde lid van dit artikel kan de rechtbank bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk in stand kan blijven.
2.2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het bestreden besluit van 4 juli 2006 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dit vernietigde besluit in stand blijven.
2.2.1. Appellant heeft blijkens de bewoordingen van het hoger beroepschrift het hoger beroep gericht tegen de ongegrondverklaring van het beroep. Het beroep is evenwel gegrond verklaard. De Afdeling verstaat het hoger beroep aldus dat het is gericht tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen en tegen de motivering die de rechtbank aan het in stand laten ten grondslag heeft gelegd.
2.2.2. De rechtbank heeft voor zover van belang overwogen dat een nieuwe beslissing van de Minister op het bezwaar van appellant niet tot een ander standpunt van de Minister zou kunnen leiden dan dat appellant heeft verzuimd binnen de hem gegunde tijd de benodigde gegevens aan de Minister te verstrekken en dat appellant mitsdien voor de periode die in het geding is, niet alsnog in aanmerking kan komen voor de huursubsidie.
2.3. Bij de wet van 23 juni 2005 tot wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen; Stb. 2005, 343) zijn onder meer de artikelen 30a, 30aa en 30ab van de Huursubsidiewet (hierna: de Hsw) komen te vervallen. De wijzigingswet is met ingang van 1 september 2005 van kracht en geldt voor subsidietijdvakken die aanvangen op of na 1 januari 2006. Nu het subsidietijdvak waarop de voormelde besluiten van de Minister zien vóór 1 januari 2006 zijn aangevangen, zijn de desbetreffende bepalingen wel van toepassing.
2.4. Ingevolge artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Hsw zendt de Minister over het subsidietijdvak een door hem vastgesteld huursubsidiebericht of beperkt huursubsidiebericht aan de huurders die over het subsidietijdvak, voorafgaand aan het in de aanhef vermelde subsidietijdvak, een huursubsidiebericht of een beperkt huursubsidiebericht hebben ontvangen, waarna in eerstvermeld tijdvak positief is beschikt, uiterlijk 1 juli van elk jaar.
Ingevolge artikel 30aa, eerste lid, zendt een huurder, indien hij een beperkt huursubsidiebericht ontvangt, de ontbrekende gegevens binnen vier weken na de verzenddatum van dat bericht aan de Minister.
Ingevolge het tweede lid stelt de Minister, indien de huurder niet aan het in het eerste lid bepaalde voldoet, ambtshalve een termijn van ten hoogste vier weken vanaf de verzenddatum van de kennisgeving, binnen welke daaraan alsnog kan worden voldaan.
2.5. Niet in geschil is dat de Minister op 10 juni 2005 aan appellant een zogenoemd huursubsidiebericht heeft toegezonden waarin hij mededeelde dat enige inkomensgegevens over het jaar 2004 ontbraken en daardoor de huursubsidie over de periode 1 juli 2005 - 31 december 2005 niet kon worden berekend. Appellant heeft op dit bericht niet gereageerd. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 30aa, eerste en tweede lid, van de Hsw is appellant vervolgens op 22 juli 2005 een termijn van vier weken geboden om de ontbrekende gegevens aan de Minister te doen toekomen. Appellant heeft hierop gereageerd, zij het buiten de gestelde termijn, met het verstrekken van de vereiste gegevens.
2.5.1. Appellant stelt dat hij uiteindelijk de verzochte gegevens alsnog aan de Minister heeft verstrekt en dat hem niet kan worden verweten dat hij hiermee te laat was. Naar aanleiding van het eerste verzoek om de ontbrekende gegevens te verstrekken was hij op vakantie in Marokko, zodat hij pas na het verstrijken van de geldende termijn van het verzoek van de Minister kennis kon nemen. Naar aanleiding van de tweede termijn die hem is gegund heeft hij voor een reactie gezorgd. Een verklaring voor de te late indiening is, aldus appellant, dat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst en formulieren voor hem vaak onbegrijpelijk zijn, zodat hij is aangewezen op derden die de stukken vertalen en uitleggen. In het verleden bood ook de woningbouwvereniging hem hulp, maar deze dienstverlening is gestaakt.
2.6. De rechtbank heeft overwogen dat appellant ondanks zijn vakantie nog in de gelegenheid is geweest binnen de hem gegunde eerste termijn te reageren en de benodigde gegevens aan de Minister te verstrekken, maar dat appellant heeft verzuimd dit te doen. Hetgeen appellant, ook wat betreft de overschrijding van de tweede termijn, heeft aangedragen over het wegvallen van de voorheen door de woningbouwvereniging verleende hulp bij het invullen van de formulieren en het niet vertrouwd zijn met de Nederlandse taal, maakt dit niet anders, aldus de rechtbank.
2.7. De Afdeling kan zich geheel vinden in de overwegingen van de rechtbank. Niet valt in te zien dat appellant niet tijdig heeft kunnen reageren.
De Minister heeft in zijn verweer terecht opgemerkt dat appellant al met al ruim twee en een halve maand de tijd heeft gehad om de ontbrekende gegevens die met het beperkt huursubsidiebericht van 10 juni 2005 zijn opgevraagd, te doen toekomen, zodat voldoende tijd voor appellant beschikbaar was. Appellant blijft, ook al vraagt hij hulp van derden, zelf verantwoordelijkheid dragen voor het voldoen aan zijn verplichtingen.
2.8. Uit het voorgaande vloeit voort dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 4 juli 2006 hierin gelegen dat het besluit tot het buiten behandeling stellen van het verzoek om voortzetting van de huursubsidie wordt gehandhaafd, terecht in stand heeft gelaten.
2.9. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Koning, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. De Koning
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2007
221.